Prinsjesdag 2025

14-10-2025 Hans van Bunnik Nieuws

Op 16 september van dit jaar was het weer zover. Prinsjesdag. Met daarin weer de presentatie van de voorgestelde Belastingmaatregelen van het Kabinet voor 2026.

De reacties in het land zijn ook dit jaar (weer) matig. Een ‘beleidsarme’ Miljoenennota wordt wel geroepen. Naast de jaarlijkse aanpassing van de percentages, schijven en heffingskortingen (categorie ‘tientjeswerk’), dit jaar overigens met beperkte inflatiecorrectie waardoor de lagere inkomens vooralsnog de dupe zijn, en de Box 3 perikelen voor de Inkomstenbelasting is er voor de rest vooral veel sprake van reparatiewetgeving (voortkomend uit aangenomen amendementen) maar blijft een wezenlijke aanpassing (lees vereenvoudiging) van de belastingwetgeving wederom uit.

Meest verheugend in het Belastingplan 2026 is dat de afschaffing van het verlaagde BTW-tarief voor cultuur, media en sport wordt teruggedraaid. Het lage tarief van 9% blijft daardoor van toepassing op onder andere concerten, theater, musea en sportbeoefening. Voor logies, zoals hotelovernachtingen, blijft daarentegen het tarief van 21% gelden.

Ook zeer welkom is het inzagerecht in het fiscaal dossier dat elke belastingpichtige vanaf 31 december 2025 krijgt om daarmee zijn/haar belastinggegevens te bekijken via een digitaal portaal.

Meest gedurfd daarentegen wellicht de verdere verhoging bij de Inkomstenbelasting van het forfaitaire rendement in Box 3 voor de categorie ‘overige bezittingen’ van 5,88% in 2025 naar 7,78% voor 2026 terwijl het heffingsvrije vermogen per belastingplichtige van € 57,684 naar € 51.396 wordt verlaagd.

Met ingang van 1 januari 2026 wordt het forfait voor overige bezittingen in box 3 verhoogd door de berekeningsmethode van het langetermijnrendement op onroerende zaken aan te passen. Daarbij wordt voortaan expliciet rekening gehouden met huurinkomsten en het voordeel van eigen gebruik. Het forfait voor overige bezittingen stijgt hierdoor tot 7,78%. Deze maatregel geldt naast de verlaging van het heffingsvrije vermogen tot de invoering van het nieuwe box 3-stelsel in 2028. Het ongemak rond werkelijk en forfaitair rendement duurt voorlopig dus nog even voort.

Voor berijders van emissievrije (elektrische) personenauto’s geldt dat de tariefkorting in de motorrijtuigenbelasting (MRB) voor emissievrije personenauto’s in 2026-2028 wordt verhoogd van 25% naar 30%, waarna in 2029 opnieuw 25% geldt. Het extra gewicht aan accu’s wordt hiermee gecorrigeerd zodat emissievrije personenauto’s niet zwaarder worden belast dan vergelijkbare benzineauto’s. De korting geldt ook voor emissievrije kampeerauto’s en werkt door in de provinciale opcenten, waarvoor provincies worden gecompenseerd. Voor emissievrije bestelauto’s wordt geen aanvullende korting ingevoerd. Een evaluatie volgt in 2028.

Vanaf 2026 geldt voor nieuwe elektrische auto’s dezelfde bijtelling voor de Loon- en Inkomstenbelasting als voor nieuwe niet-elektrische auto’s, namelijk 22 procent van de cataloguswaarde. De bijtelling voor elektrische auto’s is in de afgelopen jaren stapsgewijs opgelopen en het verschil in bijtelling tussen nieuwe elektrische en niet-elektrische auto’s in 2026 dus compleet verdwenen.

Per 1 januari 2027 moeten alle nieuwe auto’s die werkgevers aanbieden aan werknemers overigens emissievrij zijn. Voor auto’s op diesel en benzine gaan werkgevers extra betalen, namelijk jaarlijks 12 procent van de catalogusprijs van de auto (pseudo-eindheffing). Dit betreft evenwel alleen om auto’s die werknemers ook voor woon-werkverkeer en privé gebruiken.

Voor benzine- of dieselauto’s die werkgevers al voor 2027 aan werknemers aanbieden, geldt er een overgangsregeling. Tot 17 september 2030 hoeven werkgevers voor deze auto’s geen extra belasting te betalen.

Gebruikt u een fiets van de zaak en stalt u die niet of slechts incidenteel (niet meer dan bijkomstig ofwel 10%) bij het woon- of verblijfadres van de werknemer dan geldt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2020 voor de Loon- en Inkomstenbelasting een bijtelling van nihil. Voor de aan een onder de inkomstenbelasting vallende ondernemer (IB-ondernemer) ter beschikking staande fiets wordt een soortgelijke wijziging voorgesteld.

Voor de Schenk- en Erfbelasting wordt de verdeling van huwelijkse gemeenschap bij overlijden, de aangiftetermijn voor erfbelasting (van acht naar twintig maanden) en de schenking binnen 180 dagen vóór overlijden naar fictieve erfrechtelijke verkrijging aangepast. Daarnaast wordt voorgesteld dat kinderen die niet in familierechtelijke betrekking tot hun biologische ouder staan, gelijkgesteld worden met kinderen die dat wel zijn. Hierdoor hebben zij recht op de kindvrijstelling en het bijbehorende tarief in de schenk- en erfbelasting. Voorwaarde is dat het biologische ouderschap wordt aangetoond met een DNA-test. De gelijkstelling geldt voor tarieven, vrijstellingen en antimisbruikbepalingen waarin het begrip ‘kind’ wordt gehanteerd, waarmee het door de Hoge Raad vastgestelde rechtsgebrek wordt hersteld.

Houdt u tot slot nog rekening met de volgende maatregelen, dan heeft u het fiscale plaatje voor 2026 op hoofdlijnen aardig in kaart:

  • Geen aanpassing in het belastingtarief van 19% tot en met een winst van € 200.000 en 25,8% over het meerdere voor de Vennootschapsbelasting.
  • Het tarief voor de Dividendbelasting blijft 15%.
  • Het tarief voor inkomsten uit Aanmerkelijk Belang (Box 2 in de Inkomstenbelasting) blijft 24,5% tot de eerste schijf van €68,843 (was € 67,804) en 31% daarboven.
  • Het tarief op inkomsten uit sparen en beleggen (Box 3 in de Inkomstenbelasting) blijft 36% waarbij de belastingvrije som wordt verlaagd van € 57,684 in 2025 naar € 51,396 in 2026.
  • De (gedeeltelijke) ontwijkingsmogelijkheid bij aankoop van obligaties met aangegroeide rente en gebruik van de tegenbewijsregeling in Box 3 (berekening werkelijk rendement) wordt gerepareerd.
  • Door verhoging van de vliegbelasting naar € 70,86 per 1 januari 2027 gaat de prijs van vliegen voor langere vluchten met meer CO2 uitstoot omhoog.
  • Lagere energierekening door meer belastingkorting op de energierekening (€ 529,10 in 2026, € 528,88 in 2027 en € 529,45 in 2028).
  • Einde uitzondering van verbruiksbelasting voor dranken met een beetje zuivel zoals chocolade- en frambozenmelk welke daarom dus duurder worden.
  • Lichte stijging van de thuiswerkvergoeding naar € 2,45 per dag vanaf 1 januari 2026.
  • Het tarief voor de Overdrachtsbelasting wordt voor woningen die niet dienen als hoofdverblijf van de eigenaar verlaagd naar 8 procent. Dit tarief geldt voor woningen waarvoor niet aan de hoofdverblijfseis wordt voldaan, zoals een vakantiewoning of de tweede woning.

Uiteraard kunt u contact opnemen met ons kantoor als u naar aanleiding van het Belastingplan 2026 vragen heeft.

Hans van Bunnik
Geschreven door:

Hans van Bunnik